• wel·door·dacht
stellend
onverbogen weldoordacht
verbogen weldoordachte
partitief weldoordachts

weldoordacht [1]

  1. van iets dat er goed over is nagedacht
    • De wethouder benadrukt dat het probleem van het Kerkplein ’in gezamenlijkheid’ moet worden opgelost. Want: „Het is géén kwestie van: gooi er maar een hoop stenen neer. Er moet een weldoordacht plan komen waar zoveel mogelijk mensen zich in kunnen vinden.” [2] 
    • Hij gaat helemaal voor de dingen, die hij belangrijk vindt. Niet blindelings ergens inspringen, maar weldoordacht opererend, het liefst samen met anderen die talenten en vaardigheden hebben die hijzelf ontbeert. [3]