Nederlands

 
weideland
Uitspraak
Woordafbreking
  • wei·de·land
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord weideland weidelanden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het weidelando

  1. gebied met veel grasvelden waarop dieren kunnen grazen
    • Na de koudste periode van de laatste ijstijd nam volgens de onderzoekers de hoeveelheid weideland dramatisch snel af. „Het effect van klimaatverandering op de vegetatie is de belangrijkste oorzaak van het uitsterven van mammoeten en andere grote herbivoren”, aldus Huntley. [2] 
    • Op de landerijen aan de Oude Nettelhorsterweg staat nu nog een afgebrande en vervallen boerderij, omgeven door weideland en bos. Door de plannen voor het landgoed krijgt het gebied op termijn een geheel ander aanzien. In het midden komt een nieuw landhuis te staan. Daarnaast worden op de plek van de voormalige boerderij twee woonhuizen gebouwd. [3] 
    • Een fietstocht langs Hattem, Harderwijk en Elburg. Stuk voor stuk Hanzesteden. Een fietstocht langs weidelandschap, door het bos en over de heide. [4] 
    • In Friesland woedt momenteel een felle discussie over de teloorgang van het weideland. De vraag die gesteld wordt: van wie is het landschap? Van de boeren, of van de burgers? [5] 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen