weergeld
- weer·geld
- In de betekenis van ‘zoengeld’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 701 [1]
- samenstelling van weer zn "man" en geld zn [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | weergeld | weergelden |
verkleinwoord | weergeldje | weergeldjes |
- de vergoeding die door een dader of zijn familie na doodslag aan de familie van het slachtoffer werd betaald
- Het woord 'weergeld' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "weergeld" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ weergeld op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).