• wa·ter·geus
enkelvoud meervoud
naamwoord watergeus watergeuzen
verkleinwoord watergeusje watergeusjes

de watergeusm

  1. (geschiedenis) opstandeling in de tijd van de tachtige-jarige oorlog, gevlucht en van een kapersbrief voorzien gerechtigd om voor de Republiek als kaper tegen de Spanjaarden te vechten
93 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be