• warm·te·leer
enkelvoud meervoud
naamwoord warmteleer
verkleinwoord

de warmteleerv / m [1]

  1. (natuurkunde) de wetenschap die zich bezighoudt met de relatie tussen warmte en mechanische kracht
     Geïnspireerd door wat de industriële revolutie teweeg had gebracht ontwikkelde Carnot een eigen natuurkundige leer - de thermodynamica of warmteleer- die zich bezighoudt met de relatie tussen warmte en mechanische kracht.[2]
     Kamerlingh Onnes, die op dat moment in Groningen druk bezig was zijn proefschrift af te ronden, had gehoopt in Leiden privaatdocent te worden en in die functie colleges gastheorie en warmteleer te geven.[3]
     Maar de thermodynamica, of warmteleer, beschrijft temperatuur anders. Die kijkt naar de verschillende waarden van een grootheid, zoals snelheid of energie, die alle atomen in een systeem kunnen hebben – en alle mogelijke varianten daarvan. De mogelijke rangschikkingen heten ook wel de ‘microtoestanden’ van het systeem.[4]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Antonio Padilla
    “Fabeachtige getalen en waar ze te vinden” (2023), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026353512
  3. Jan Theodoor Maria Bank; Marita Theodora Catharina Mathijsen
    “Nederland in de negentiende eeuw” (2006), Bakker, ISBN 9035129504
  4.   Weblink bron
    Alex Wilkins
    “Verwarmen en afkoelen zijn geen tegenpolen, maar fundamenteel verschillende dingen” (31 januari 2024), NewScientist