Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wan·kel·moe·dig
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstellende afleiding van wankel en moed met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen wankelmoedig wankelmoediger wankelmoedigst
verbogen wankelmoedige wankelmoedigere wankelmoedigste
partitief wankelmoedigs wankelmoedigers -

Bijvoeglijk naamwoord

wankelmoedig

  1. besluiteloos bij gebrek aan zelfvertrouwen
    • Zijn wankelmoedige houding zette een vraagteken achter zijn leiderschap. 

Gangbaarheid

78 % van de Nederlanders;
63 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be