wandtegel
- wand·te·gel
- samenstelling van wand en tegel [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wandtegel | wandtegels |
verkleinwoord | wandtegeltje | wandtegeltjes |
de wandtegel m
- een vierkant of rechthoekig stuk materiaal, dat tegen een wand kan worden gelijmd of gehangen
- Museum in Bloei is de nieuwe tentoonstelling van het Nederlands Tegelmuseum. Op wandtegel en tableau is de schoonheid afgebeeld van de al eeuwen felbegeerde tulp, de witte lelie en de grote baardiris. Bezoekers mogen een eigen tegel ontwerpen en beschilderen. [2]
- Het woord wandtegel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wandtegel" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Bernard Hulsman 31 maart 2011
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be