Nederlands

 
wandtegel
Uitspraak
Woordafbreking
  • wand·te·gel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wandtegel wandtegels
verkleinwoord wandtegeltje wandtegeltjes

Zelfstandig naamwoord

de wandtegelm

  1. een vierkant of rechthoekig stuk materiaal, dat tegen een wand kan worden gelijmd of gehangen
    • Museum in Bloei is de nieuwe tentoonstelling van het Nederlands Tegelmuseum. Op wandtegel en tableau is de schoonheid afgebeeld van de al eeuwen felbegeerde tulp, de witte lelie en de grote baardiris. Bezoekers mogen een eigen tegel ontwerpen en beschilderen. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Bernard Hulsman 31 maart 2011
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be