• wa·gen·bak
enkelvoud meervoud
naamwoord wagenbak wagenbakken
verkleinwoord

de wagenbakm [1]

  1. laadruimte van of in een wagen
     Venus was al boven de tak uitgekomen en de wagenbak van de Grote Beer was met zijn boom al duidelijk zichtbaar aan de donkerblauwe hemel, maar nog altijd bleef hij wachten.[2]