wachttoren kamp Vught
  • wacht·to·ren
enkelvoud meervoud
naamwoord wachttoren wachttorens
verkleinwoord wachttorentje wachttorentjes

de wachttorenm [1]

  1. toren waarop een persoon de omgeving in de gaten houd om alarm te kunnen slaan als er een ongewenste situtie ontstaat
    • De soldaat moest tijdens de ijskoude nacht op wacht staan op de wachttoren. 
    • Een Noord-Koreaanse grenswacht kijkt aan de Chinese grens uit het raam van zijn wachttoren. [2] 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]