Nederlands

 
wachtpost bij een spoorwegovergang
Uitspraak
Woordafbreking
  • wacht·post
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wachtpost wachtposten
verkleinwoord wachtpostje wachtpostjes

Zelfstandig naamwoord

de wachtpostm [1]

  1. een plaats waar men wacht houdt
  2. een persoon die op wacht staat
    • Er zijn zeker drie doden en twintig gewonden gevallen bij een aanslag op het vluchtelingenkamp Ruqban aan de grens van Syrië met Jordanië. Dat meldt persbureau Reuters. Vermoed wordt dat terreurgroep Islamitische Staat achter de aanval zit. De aanslag zou gericht zijn op Jaish al-Ashair, een rebellengroepering die het vluchtelingenkamp bewaakt. De aanslagpleger reed een truck met explosieven tegen een van de wachtposten aan. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Joram Bolle 16 oktober 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be