• waar·te·gen
  vnw. bijw.
  voorzetselbijwoord     tegen  
 persoonlijk     ertegen  
aanwijz.   nabij     hiertegen  
  veraf     daartegen  
  vragend/betrekk.     waartegen  

(scheidbaar)
waartegen

  1. vragend: tegen+wat?, tegen+welke?:
    • Waar is hij nou precies tegen? 
  2. betrekkelijk: tegen+wie, tegen+die, tegen+dewelke
    • Dit is het voorstel waartegen hij bezwaar gemaakt heeft. 
90 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be