• waar·naar
  vnw. bijw.
  voorzetselbijwoord     naar  
 persoonlijk     ernaar  
aanwijz.   nabij     hiernaar  
  veraf     daarnaar  
  vragend/betrekk.     waarnaar  

(scheidbaar)
waarnaar

  1. vragend: naar+wat? naar+welk?:
    • Waarnaar verwijst dat? 
    • Waar keek hij naar? 
  2. betrekkelijk: naar+wat naar+hetwelk:
    • Is dit het artikel waarnaar hij verwees? 
    • Is dit de bladzijde waar je eerder naar gekeken hebt? 
89 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be