waaghals
- waag·hals
- In de betekenis van ‘iemand die alles durft’ voor het eerst aangetroffen in 1482 [1]
- samenstelling van waag ww en hals
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | waaghals | waaghalzen |
verkleinwoord | waaghalsje | waaghalsjes |
de waaghals m
- iemand die veel durft
- Er staat een waaghals op het punt om van de klif af te springen.
- ▸ Ik ben duidelijk geen waaghals maar, bedacht ik ineens, als je niet uitkijkt vliegt het leven voorbij zonder dat je het door hebt.[2]
1. iemand die veel durft
- Het woord waaghals staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "waaghals" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "waaghals" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be