dwarsdoorsnede van een vrijloop-mechanisme
  • vrij·loop
enkelvoud meervoud
naamwoord vrijloop vrijlopen
verkleinwoord - -

de vrijloopm

  1. (werktuigbouwkunde) stand van de versnellingsbak waarbij de verbrandingsmotor vrij kan lopen zonder aandrijving van de wielen
  2. (werktuigbouwkunde) mechanisme waardoor men bij een fiets de trappers stil kan houden terwijl de fiets toch rijdt
vervoeging van
vrijlopen

vrijloop

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vrijlopen
    • ... dat ik vrijloop.