• vo·tum
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘gelofte, uitspraak’ voor het eerst aangetroffen in 1593 [1]
  • uit het Latjn [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord votum vota
votums
verkleinwoord

het votumo

  1. (religie) votum en groet: zegenbede aan het begin van een protestantse kerkdienst
  2. een uitgesproken oordeel, het uitspreken van een oordeel
    • Het fonds met de hoogste totaalscore is vanuit fundamenteel oogpunt het goedkoopste aandeel uit de IBEX 35. Naast de totaalscore voert de tabel ook het consensusadvies van analisten op. Het votum is louter informatief en oefent geen invloed uit op de uitkomst van de totaalscore.[3] 
    • Door de band genomen, verwachten analisten dat de aandelen van de betrokken aandelen in de komende twaalf maanden 28 procent zullen stijgen. Het votum luidt bijgevolg zonder uitzondering gemiddeld genomen kopen.[4] 
    • Frankrijk zal zich bij het votum in de VN-Veiligheidsraad over een VN-lidmaatschap voor de Palestijnen onthouden van stemming. Dat heeft het Franse ministerie van buitenlandse zaken vandaag bekendgemaakt.[5] 
40 % van de Nederlanders;
47 % van de Vlamingen.[6]