• vo·ta

de votamv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord votum
  2. (religie) (rooms-katholiek) plechtige beloften aan God die verbonden zijn met een bepaalde status in de kerk
38 % van de Nederlanders;
34 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


vervoeging van
voter

vota

  1. derde persoon enkelvoud verleden tijd (passé simple) van voter


vervoeging van
votar

vota

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van votar
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van votar