vorkbeen
- vork·been
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vorkbeen | vorkbeenderen vorkbenen |
verkleinwoord | vorkbeentje | vorkbeentjes |
het vorkbeen o
- V-vormig bot vooraan de romp van vogels, gevormd uit de vergroeide botten die bij een mens sleutelbeen heten
- ▸ Heel vreemd is dat de skip-jacks die Engelse jongensboeken uit het begin van de negentiende eeuw tonen niet een sternum maar een furcula laten zien: een vorkbeen. Dit V-vormige beentje, ook wel wensbeen genoemd, staat juist bekend om het gemak waarmee het breekt. Verliefde of verloofde stelletjes pakken de uiteinden van het vorkbeen beet en trekken het uit elkaar tot het breekt. Wie het langste eind over houdt doet – in stilte – een wens in de romantische sfeer.[2]
- (motortechniek) elk van de twee uiteinden van de vork waarin het voorwiel van een motorfiets is bevestigd
- Het woord vorkbeen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Karel Knip“Een ganzenbotje om een prinses te veroveren” (19 december 2015) op nrc.nl