• voort·woe·ke·ren

voortwoekeren [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
voortwoekeren
woekerde voort
voortgewoekerd
zwak -d volledig
  1. zonder enige rem door blijven groeien
    • De conflicten binnen het ziekenhuis VUmc in Amsterdam hebben te lang kunnen voortwoekeren en zijn daardoor geëscaleerd. Dat komt doordat de afstand tussen het bestuur en de werkvloer te groot was. Ook het toezicht was niet adequaat. Daarom komt het VUmc met een reeks verbeteringen, om situaties zoals die dit jaar speelden, te voorkomen. [2] 
    • De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) maakte vandaag bekend dat de ebola-epidemie blijft voortwoekeren in het westen van Afrika. Het aantal sterfgevallen door het virus is gestegen naar zeker 1552. In totaal zijn er 3069 besmettingen vastgesteld. Vrijdag lag het aantal doden door ebola nog op 1427. [3] 
    • De strijd tussen Dankbaar en Maaike Terpstra blijft maar voortwoekeren. Er zijn inmiddels al zeker zes rechtszaken gevoerd. Dankbaar sleepte Moszkowicz onlangs nog voor de tuchtrechter, maar die wees zijn klachten af. Er loopt nog een hoger beroep tegen die uitspraak. [4] 
90 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[5]