voorts
- voorts
- In de betekenis van ‘bijwoord van modaliteit: bovendien’ voor het eerst aangetroffen in 1288 [1]
- Afkomstig van het Middelnederlandse bijwoord vorts.
- Afgeleid van het bijvoeglijke naamwoord voort met het achtervoegsel -s.
voorts
- ter aanduiding van wat nog komt na nu, na dat andere, in het vervolg
1. voorts
1. ter aanduiding van wat nog komt na nu, na dat andere, in het vervolg
- Het woord voorts staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "voorts" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "voorts" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be