Nederlands

 
Voorlezer
 
Voorlezer
Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·le·zer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord voorlezer voorlezers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de voorlezerm

  1. iemand die teksten voorleest voor anderen
    • Bij Librivox zijn veel voorlezers actief. 
    • Hij was altijd voorlezer geweest voor zijn kinderen. 
    • Een goed prentenboek is pas goed als het geheel goed is: een slappe tekst kan een prentenboek maken of breken, briljante illustraties bepalen niet alles - en andersom . Het geldt niet helemáál andersom: de tekeningen zijn nét iets belangrijker. Slappe tekst kun je als vooruitstrevende voorlezer nog aanpassen of helemaal achterwege laten, en het boek door de illustraties laten dragen. [2] 
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Thomas de Veen 23 februari 2017
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be