voorkomendheid
- voor·ko·mend·heid
- afleiding van voorkomend met het achtervoegsel -heid[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voorkomendheid | |
verkleinwoord |
de voorkomendheid v
- het beleefd, hoffelijk en vriendelijk zijn
- ▸ Oorlog heeft niets met voorkomendheid te maken, het is het smerigste wat er in het leven bestaat, en we moeten dat inzien en geen oorlogje spelen.[2]
1. het beleefd, hoffelijk en vriendelijk zijn
- Het woord voorkomendheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Oorlog en Vrede” (1869), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028251151