• voor·goed

voorgoed

  1. op permanente basis, niet meer aan verandering onderhevig
    • In 1453 kwam er voorgoed een einde aan het Byzantijnse Rijk. 
    • Even wordt het spannend. Gids Rogier Meeus heeft honderduit gewaarschuwd tegen de de gevaren van de Hoge Venen, waar mensen ooit voorgoed verdwenen. Na een uitleg over het absorberend vermogen van veenmos stapt de gids –tussen de 65 en de 70– mis. Snel zakt hij weg in hetzelfde drabbige goedje. Reddende handen trekken hem eruit. „Dank u wel. Ik ben ook geen 20 meer, hè?” [1] 
98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]
  1. Reformatorisch Dagblad Gijsbert Wolvers 03-07-2009 Wegzakken in moeras van Hoge Venen
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be