• von·de·ling
  • In de betekenis van ‘gevonden kind’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1]
  • Afgeleid van vinden met het achtervoegsel -ling met het invoegsel -e-
enkelvoud meervoud
naamwoord vondeling vondelingen
verkleinwoord vondelingetje vondelingetjes

de vondelingm

  1. een gevonden kind
  • te vondeling leggen
    • (van een kind) achterlaten in de hoop dat iemand het kind vindt en opvangt
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]