• vol·last
enkelvoud meervoud
naamwoord vollast
verkleinwoord

de vollastm

  1. (techniek) van een motor, windmolen, zonnepark e.d. dat deze het maximale vermogen levert
     Bij vollast of in hoge toeren ontbrandt de benzine door middel van een bougievonk. Gaat het iets minder heftig, dan ontvlamt de brandstof vanzelf.[2]
     De uitkering wordt bepaald door het aantal jaarlijkse vollast-uren: het aantal uren dat de molens omgerekend op volle kracht hebben gedraaid.[3]
40 % van de Nederlanders;
41 % van de Vlamingen.[4]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Evert Barten
    “Milieu in het vizier” (09-10-2007), Reformatorisch Dagblad
  3.   Weblink bron
    MICHAEL PERSSON
    “Windmolen in achtertuin lucratiever dan sparen” (14 juni 2013), de Volkskrant
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be