Nederlands

 
volkswil geïntroduceerd door J.J. Rousseau
Uitspraak
Woordafbreking
  • volks·wil
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord volkswil
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

volkswil m [1]

  1. de (vermeende, eensgezinde) wil van het volk, de wil van de massa
    • In het regeerakkoord nemen VVD, CDA, D66 en de CU zich voor het raadgevend referendum af te schaffen. Dat werd, nadat ook de volksraadpleging over het EU-associatieverdrag met Oekraïne uitliep op een schertsvertoning, de hoogste tijd. Op papier zijn referenda de spreekbuis van het volk. In werkelijkheid dienen ze vooral om de volkswil te manipuleren, zo schreef ooit de liberale voorman Vonhoff.[2] 
    • Trump, Geert Wilders en geestverwante populisten keren zich tegen de complexe onzekerheid met hun eenvoudige recepten. Laat de volkswil regeren, zeggen ze. Daarmee zijn ze democraten. Zij stellen 'het volk'tegenover 'de elite'. Maar als alleen de mening van 'het volk'telt, zijn andere meningen eigenlijk waardeloos.[3] 

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen