vogelnest
- vo·gel·nest
- samenstelling van vogel en nest [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vogelnest | vogelnesten |
verkleinwoord | vogelnestje | vogelnestjes |
het vogelnest o
- bij gymnastiek dat men aan handen en voeten aan de ringen hangt met een holle rug en de buik naar beneden
- door vogels gemaakte plaats om eieren in te leggen
- De Australiërs wilden weten of kleine buideleikelmuizen (Cerceratus nanus) in winterslaap zo’n brand zouden overleven. De kleine buideleikelmuis leeft in het zuidoosten van Australië. Het zijn goede klimmers, die overwinteren in boomholtes, in vogelnesten of onder de grond.[2]
- Het woord vogelnest staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vogelnest" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Lucas Brouwers 25 augustus 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be