Nederlands

 
stal met voergang
Uitspraak
Woordafbreking
  • voer·gang
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord voergang voergangen
verkleinwoord voergangetje voergangetjes

Zelfstandig naamwoord

de voergangm

  1. langs de hokken van een stal liggende gang waarin het voer voor het vee ligt
Vertalingen

Gangbaarheid

59 % van de Nederlanders;
50 % van de Vlamingen.[2]


Verwijzingen