vochten
- voch·ten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vochten |
vochtte |
gevocht |
zwak -t | volledig |
vochten [2]
- vochtig maken of houden
vervoeging van |
---|
vechten |
vochten
- meervoud verleden tijd van vechten
- Wij vochten.
- Jullie vochten.
- Zij vochten.
- Wij vochten.
de vochten mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord vocht
- Het woord vochten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vochten" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ vochten op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be