invochten
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·voch·ten
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van in bw en vochten ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
invochten |
vochtte in |
ingevocht |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
invochten [1]
- overgankelijk vochtig maken
Werkwoord
vervoeging van |
---|
invechten |
invochten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van invechten
- ...dat wij invochten.
- ...dat jullie invochten.
- ...dat zij invochten.
- ...dat wij invochten.
Gangbaarheid
- Het woord invochten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "invochten" herkend door:
41 % | van de Nederlanders; |
32 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be