vitterij
- vit·te·rij
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vitterij | vitterijen |
verkleinwoord |
de vitterij v
- kleinzielige kritiek
- Zulke imitatiezucht zien we ook in de vraag om atheïstische geestelijk verzorgers. Het is een vreemd gekozen naam: geestelijk verzorger, terwijl je juist ontkent dat er een rijk van de geest bestaat. Dat is geen kinderachtige vitterij en ik struikel hier niet over een woord. [2]
- Ook lazen wij meermalen hygrometrisch, waar wij liever hygroskopisch zouden geschreven hebben, b.v. bl. 18. Andere dergelijke opmerkingen, die wij onder de lezing maakten, kunnen wij thans bij het doorbladeren niet wedervinden, en, afkeerig van vitterij, willen wij er geen jagt op maken. [3]
1. kleinzielige kritiek
- Het woord vitterij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vitterij" herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Reformatorisch Dagblad Dr. A. Th. van Deursen 08-07-2011 Het vullen van de leegte
- ↑ (1843)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen Grondbeginselen der Horticultuur (Tuinkunst.) Naar het Engelsch van John Lindley, Professor in de Kruidkunde, Vice-Secretaris van het Genootschap van Horticultuur te Londen, enz. Met Bijlagen door W.H. de Vriese, Professor in de Kruidkunde te Amsterdam, enz. In 's Gravenhage en te Amsterdam, bij de Gebr. van Cleef. 1842. In kl. 8vo. VIII en 373 bl. f 3 - :
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be