vitaliseren
- Geluid: vitaliseren (hulp, bestand)
- vi·ta·li·se·ren
vitaliseren [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vitaliseren |
vitaliseerde |
gevitaliseerd |
zwak -d | volledig |
- het (opnieuw) actief of levendig maken van iets; zorgen dat iets actiever wordt
- De Ontwikkelingsmaatschappij Oost Nederland, kortweg Oost NV, stelt voor de gemeente Oldenzaal een masterplan op voor het vitaliseren van het bedrijventerrein Eekte-Hazewinkel. [2]
- In het voorjaar graaft de bd-boer de hoorn weer op en deponeert de veraarde mest in een ton met water, waarna hij een uur lang in het mengsel roert om het te ”vitaliseren”. Na deze behandeling wordt de verdunde mest over het veld verspreid, om de aarde ontvankelijker te maken voor kosmische krachten. [3]
- Het woord vitaliseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vitaliseren" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 02-05-08 Oost NV maakt master-plan
- ↑ Reformatorisch Dagblad Huib de Vries 24-04-2012 Biologisch-dynamische landbouw: de wereld achter Demeter
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be