• vil·be·luik
enkelvoud meervoud
naamwoord vilbeluik vilbeluiken
verkleinwoord - -

het vilbeluiko

  1. instelling die dode dieren opruimt
    • Stank en E40, het doet veel mensen nog altijd denken aan 'het vilbeluik', het kadaververwerkende bedrijf Rendac in Denderleeuw. [2]
3 % van de Nederlanders;
58 % van de Vlamingen.[3]