vierhonderdendrieëntachtig

       
0 4 8 3
vierhonderdendrieëntachtig,
op een abacus
  • vier·hon·derd·en·drieën·tach·tig, vier·hon·derd·en·drie·en·tach·tig

vierhonderdendrieëntachtig

  1. "483", langere vorm van vierhonderddrieëntachtig, vierhonderd plus drieëntachtig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De inzameling heeft vierhonderdendrieëntachtig euro en vijftig cent opgebracht. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • De hoofdprijs van de verloting valt op lot vierhonderdendrieëntachtig. 

rangtelwoord

hooftelwoord samengesteld met "vierhonderdendrieëntachtig" ht als linkerdeel

  1.   Weblink bron
    W. Haeseryn e.a.
    “7.2.1.1 Bepaalde hoofdtelwoorden, onder 2” (januari 2019) op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst)
  2.   Weblink bron “Tweeduizend zes / tweeduizend en zes” op taaladvies.net (Nederlandse Taalunie)