victorieus over de finish
  • vic·to·ri·eus
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen victorieus victorieuzer victorieust
verbogen victorieuze victorieuzere victorieuste
partitief victorieus victorieuzers -

victorieus [3]

  1. blij als een overwinnaar
    • Morgen begint kerstmis en we hebben geen boom. Ik zou blij moeten zijn, me victorieus moeten voelen. Maar dat ben ik niet. Ik voel me als een kerstboom zonder piek. [4] 
    • Cummings kwam intussen victorieus over de meet, hij bezorgde Dimension Data zo een vierde ritzege in deze Tour, na drie sprintzeges voor kopman Mark Cavendish. Nibali was intussen in de steek gelaten door zijn twee kompanen: Impey klopte Navarro in de sprint om de tweede plaats. [5] 
85 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[6]