viaticum
- vi·a·ti·cum
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | viaticum | viaticums |
verkleinwoord |
het viaticum o
- (religie) vergoeding die een dominee ontvangt voor het houden van een preek
- ▸ Ooit heette de preekvergoeding in keurig kerklatijn ”viaticum”, teerkost voor onderweg. Daar was vooral het reisgeld mee bedoeld. Het is inderdaad reëel dat er in de gemaakte uitgaven wordt voorzien. De vervoerskosten rijzen de pan uit.[3]
- (religie) communie gegeven aan een stervende als deel van de laatste sacramenten
- Het woord viaticum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "viaticum" herkend door:
18 % | van de Nederlanders; |
21 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ viaticum op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Vergoeding predikbeurten kan soms minder” (22-12-2011), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be