Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vet·kaars
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vetkaars vetkaarsen
verkleinwoord vetkaarsje vetkaarsjes

Zelfstandig naamwoord

de vetkaarsv / m

  1. goedkope maar sterk roetende kaars die gemaakt is van dierlijk vet (in plaats van was of stearine)
    • Het sprookje heet 'De vetkaars' en is, gezien de ruwe schrijfstijl, vermoedelijk geschreven toen Andersen nog op school zat. Het sprookje gaat over een kaars die moeite heeft zijn plekje in de wereld te vinden, totdat hij een tondeldoos ontmoet die hem aansteekt. Een tondeldoos is min of meer de voorloper van de lucifer. [2] 
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

82 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen