verwittiging
- ver·wit·ti·ging
- Naamwoord van handeling van verwittigen met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verwittiging | verwittigingen |
verkleinwoord | verwittigingetje | verwittigingetjes |
de verwittiging v
- het iemand iets mededelen
- Raphael Mutiku, die na de aardbeving voor Oxfam instond voor de installatie van watervoorziening in Haïti, kreeg in juni 2010 een laatste geschreven verwittiging wegens grensoverschrijdend seksueel gedrag. Zes maanden later vernam de ngo dat de veertiger jonge vrouwen zou betalen voor seks in zijn woning. [2]
- Minister Schippers (Zorg, VVD) heeft op de valreep het debat over winstuitkeringen in de ziekenhuiszorg, dat vandaag zou worden gehouden, uitgesteld. De minister bood de Tweede Kamer haar excuses aan voor de „late verwittiging”. Schippers schrijft dat ze tot de conclusie gekomen is „dat onderdelen van het wetsvoorstel nog nader moeten worden onderzocht”.[3]
- Het woord verwittiging staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verwittiging" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard 17/03/2018 om 16:54 door rdc ‘Belgische directeur ontsloeg hulpverlener niet, ondanks seksueel wangedrag’
- ↑ NRC 16 januari 2014 Schippers stelt debat uit over winstuitkering in de zorg
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be