verwarmingselement

Nederlands

 
verwarmingselement
Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·war·mings·ele·ment
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verwarmingselement verwarmingselementen
verkleinwoord verwarmingselementje verwarmingselementjes

Zelfstandig naamwoord

het verwarmingselemento

  1. deel van een apparaat waarmee men iets (met behulp van elektriciteit) kan laten stijgen in temperatuur
     De veiligheidscommissie besteedde de rest van de middag aan het perfectioneren van de maaltijd voor twaalf volwassenen en zes kinderkameraden, de wijn op temperatuur brengen en de kazen klaarzetten, waarbij bleek dat een brie onrijper was dan ze hadden gedacht en daarom op een niet al te heet verwarmingselement moest worden gezet.[2]
     Verder zijn er volgens het tv-programma asbeststukken in het luchtsysteem beschadigd tijdens het verwijderen van een verwarmingselement, waardoor er al voor het onderhoud vezels zijn vrijgekomen.[3]
Hyponiemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Zij die dromen doden slapen nooit” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044640496
  3.   Weblink bron “Defensie: risico asbest in onderzeeërs valt mee” (Vrijdag 2 januari 2015), NOS