verwarming
- Geluid: verwarming (hulp, bestand)
- IPA: / vərˈwɑrmɪŋ / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /vər.ˈʋɑr.mɪŋ/
- (Vlaanderen, Brabant): /vər.ˈβ̞ɑr.mɪŋ/
- (Limburg): /vɛr.ˈwɑr.mɪŋ(g)/
- ver·war·ming
1 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | verwarming | - |
verkleinwoord | - | - |
2 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | verwarming | verwarmingen |
verkleinwoord | verwarminkje | verwarminkjes |
de verwarming v
- het proces van verwarmen
- De verwarming ging erg langzaam.
- een installatie die voor het verwarmen zorgt
- Zij hebben 's winters de verwarming erg hoog staan.
- [1] verkoeling
- verwarmingsbuis (2), verwarmingselement (2), verwarmingsinstallateur, verwarmingsinstallatie, verwarmingsketel (2), verwarmingsmonteur (2)
1. het proces van verwarmen
2. een installatie die voor het verwarmen zorgt
- Het woord verwarming staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verwarming" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be