• ver·vui·len
  • afgeleid van vuil met het voorvoegsel ver- en met het achtervoegsel -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vervuilen
vervuilde
vervuild
zwak -d volledig

vervuilen

  1. overgankelijk bezoedelen met verontreinigingen
    • Het overmatig gebruik van kunstmest vervuilde het oppervlaktewater. 
  2. ergatief het proces van ophoping van gifstoffen
    • Dat meer is in de laatste tien jaar erg vervuild. 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be