Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·vui·ler
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vervuiler vervuilers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

vervuiler m [2]

  1. (economie) degene die of het bedrijf dat vervuilt
    • het principe moet zijn: de vervuiler betaalt 
    • Het Wereld Natuur Fonds (WNF) zegt dat het in Madrid aan de politieke wil ontbrak om ‘iets aan de klimaatverandering te doen’. “De onderhandelingen werden gegijzeld door de grootste vervuilers,” doelt WNF in een verklaring op een aantal landen als China, de Verenigde Staten, India en Brazilië. [3] 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen