• ver·volg
enkelvoud meervoud
naamwoord vervolg vervolgen
verkleinwoord vervolgje vervolgjes

het vervolgo

  1. wat volgt op een eerder iets, voortzetting
vervoeging van
vervolgen

vervolg

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vervolgen
    • Ik vervolg. 
  2. gebiedende wijs van vervolgen
    • Vervolg! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vervolgen
    • Vervolg je? 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]