Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·voer·be·wijs
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vervoerbewijs vervoerbewijzen
verkleinwoord vervoerbewijsje vervoerbewijsjes

Zelfstandig naamwoord

het vervoerbewijso

  1. een plaatsbewijs voor een openbaar vervoermiddel
    • Vanaf 5 juli 2010 kunt u de toegangspoortjes in de Brusselse metro alleen nog met een vervoerbewijs openen. 
Schrijfwijzen
Verwante begrippen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid