• ver·vaar·lijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen vervaarlijk vervaarlijker vervaarlijkst
verbogen vervaarlijke vervaarlijkere vervaarlijkste
partitief vervaarlijks vervaarlijkers -

vervaarlijk

  1. schrikwekkend, angstaanjagend
    • De draak was een vervaarlijk monster dat zelfs de dapperste ridders op de vlucht joeg. 
86 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[3]