vertrouwensbeginsel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·trou·wens·be·gin·sel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vertrouwensbeginsel vertrouwensbeginsels
vertrouwensbeginselen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het vertrouwensbeginselo

  1. (juridisch) het beginsel dat een partij mag vertrouwen op uitlatingen en uitgaan van gedragingen van de wederpartij
     De eigenaar van de Zapp-darkstore deed bij de rechter ook nog een beroep op het zogeheten vertrouwensbeginsel, omdat een medewerker van de gemeente haar schriftelijk had bevestigd dat de darkstore binnen het bestemmingsplan valt.[1]

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Vestiging flitsbezorger A'dam moet dicht, gevoelige nederlaag darkstores” (26 april 2022), NOS