Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·tan·den
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van tand met het voorvoegsel ver- en met het achtervoegsel -en [1]

Werkwoord

vertanden

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vertanden
vertandde
vertand
zwak -d volledig
  1. (medisch) wisselen van tanden
  2. (techniek) maken of vernieuwen van de tanden van een tandwiel
  3. (geologie) vingervormig in elkaar grijpen van twee aardlagen die gelijktijdig maar meestal in een verschillende facies zijn afgezet
Vertalingen

Gangbaarheid

56 % van de Nederlanders;
51 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen