• ver·sim·pe·ling
enkelvoud meervoud
naamwoord versimpeling versimpelingen
verkleinwoord

de versimpelingv

  1. het eenvoudiger maken van iets
     Dat is een irritante versimpeling van de omstandigheden die ons bijeenbrachten met de andere 89 personen, inclusief de bemanning, en met de Airbus 321-200 zelf[2]
     "Maar waar kunnen ze heen als zij daar vastlopen? Dit onderzoek laat zien dat burgers niet altijd weten waar ze kunnen aankloppen voor hulp en dat zij vooral behoefte hebben aan versimpeling van de overheid", zegt Van Zutphen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium  , ISBN 9789057598500
  3.   Weblink bron “Ombudsman: burger wil een eerlijke, begripvolle en benaderbare overheid” (11-07-2019), NOS