verschlafen
- Geluid: verschlafen (hulp, bestand)
- IPA: /fɛɐ̯ˈʃlaːfn̩/
- ver·schla·fen
- ww: erfwoord via Middelhoogduits verslafen van Oudhoogduits farslafan, op te vatten als afgeleid van schlafen met het voorvoegsel ver-
- bn: van het voltooid deelwoord van het Duitse werkwoord verschlafen
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verschlafen [fɛɐ̯ˈʃlaːfn̩] |
verschlief [fɛɐ̯ˈʃliːf] |
verschlafen [fɛɐ̯ˈʃlaːfn̩] |
volledig |
verschlafen
- onovergankelijk zich verslapen, te lang blijven slapen
- overgankelijk verslapen, slapend voorbij laten gaan
hat verschlafen
- voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van verschlafen
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
verschlafen |
verschlafener |
am verschlafensten |
alle verbuigingsvormen |
verschlafen