• ver·sla·pen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verslapen
versliep
verslapen
klasse 7 volledig

verslapen

  1. wederkerend te lang blijven slapen met als gevolg dat men een afspraak mist
    • Hoewel we ons versliepen, haalden we het vliegtuig nog op het nippertje. 
     Op een ochtend versliep ik me en kwam te laat op de zwemtraining.[1]
100 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[2]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be