verslapen
- ver·sla·pen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verslapen |
versliep |
verslapen |
klasse 7 | volledig |
verslapen
- wederkerend te lang blijven slapen met als gevolg dat men een afspraak mist
- Hoewel we ons versliepen, haalden we het vliegtuig nog op het nippertje.
- ▸ Op een ochtend versliep ik me en kwam te laat op de zwemtraining.[1]
1. te lang blijven slapen met als gevolg dat men een afspraak mist
- Het woord verslapen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verslapen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044632767
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be