vernooi
- ver·nooi
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vernooi | |
verkleinwoord |
het vernooi o
- verdriet, hartzeer, droefheid, smart
- ▸ Hij schrijft over 'schriekende' meisjes, achternagezeten door twee 'straalraggen' van jongens. Over het 'vernooi' van een vrouwenhart, over buswielen die 'plassen spaarzelen in sprenkelgensters'.[4]
- verveling
- Het woord vernooi staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vernooi" herkend door:
15 % | van de Nederlanders; |
11 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ vernooi op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Ja, zo smaakt ;attenkwaad BOUAZZA'S LOFZANG OP DE VERBEELDING” (15 mei 1998), de Volkskrant
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be